Geschiedenis

Sneek tot de 19e eeuw
Hoewel Sneek niet behoort tot de oudste Friese steden, zoals Dokkum en Stavoren, die al in de vroege Middeleeuwen worden genoemd, gaat de geschiedenis in elk geval terug tot in de elfde eeuw toen op de Sneker terp een stenen kerk werd gebouwd. Al in de 13de eeuw was er in Sneek belangrijke ambachtelijke bedrijvigheid. In de 14/15de eeuw ontwikkelde Sneek zich tot een stad. Het stadsboek uit 1456 bezegelt de stadwording van Sneek.

De ontwikkeling van Sneek is nauw verbonden met het water dat in en om de stad stroomt. Omstreeks het jaar 1000 lag Sneek zelfs aan zee. De naam Sneek verwijst waarschijnlijk naar de ligging van de stad op een landtong. Door inpolderingen kwam de zee steeds verder van de stad te liggen. Maar de ligging aan vaarwegen bleef in tijden dat vrijwel alle vervoer over het water ging een belangrijk gegeven. De Zwette, de Woudvaart en de Geeuw doorkruisen de stad en brachten de boeren met hun pramen en skûtsjes op de Sneker markt.

Aan het einde van de Middeleeuwen was Sneek na Leeuwarden, Bolsward en Harlingen de vierde stad van Friesland geworden. De stad werd omgracht en van een verdedigingsmuur voorzien. De stad kreeg de vorm zoals die nu nog altijd goed herkenbaar is in het gebied binnen de grachten.

In deze gemeenschap leefden naar schatting een drie- à vierduizend mensen.
Daarmee was het stedelijk leven zo gecompliceerd geworden dat er behoefte was aan eigen regelgeving, administratie en rechtspraak. In de Middeleeuwen hadden de in en om de stad wonende geestelijken veel op dit gebied betekend (er lagen binnen een straal van drie kilometer vier kloosters), maar aan het einde van deze periode regelden de stadbewoners hun zaakjes grotendeels zelf. De rechtspraak werd gepleegd door de schepenen; de administratie werd gevoerd door de stadssecretaris. Een groot deel van deze administratie bleef vanaf 1490 bewaard.

Friesland behoorde dankzij de veeteelt tot de welvarendste gebieden van West Europa; daar profiteerde Sneek dankzij zijn vee- en zuivelmarkt van mee. Deze welvaart zette ondanks tijdelijke inzinkingen door tot ver in de negentiende eeuw. Niet voor niets waren de rijkste Snekers in deze tijd zuivelfabrikant.

Sneek vanaf de 19e eeuw
De negentiende eeuwse welvaart had grote gevolgen: de stad groeide uit zijn middeleeuwse jasje en werd na Leeuwarden de tweede stad van Friesland. Nadat al in het begin van de achttiende eeuw de muren waren gesloopt volgden rond 1840 de oude stadspoorten. De Waterpoort bleef als vroeg rijksmonument gespaard. De stad werd van veel nieuwe gebouwen voorzien Hieronder waren veel scholen want onderwijs was plicht geworden. Uit de wijde omgeving kwamen leerlingen van gymnasium en burgerschool, technisch-, agrarisch- en huishoudonderwijs naar Sneek.

Verbindingen over land werden van steeds groter belang. In 1840 werd Sneek door straatwegen verbonden met Leeuwarden en Heerenveen en kort daarop ook met Lemmer en Bolsward. Bijna een halve eeuw later kwamen daar spoorverbindingen bij: in 1883 de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren en in 1886 de tramweg Bolsward-Joure-Heerenveen. In de twintigste eeuw bleek door de onverwachte groei van het autoverkeer een goed wegennet veel belangrijker dan bereikbaarheid via spoor en water. De oude rijksweg 43 werd opgewaardeerd tot A7 en was daarmee dè verbindingsader van Sneek met de rest van het land.

De oude in het stadscentrum gevestigde fabrieken en industrieën groeiden meermalen uit tot flinke ondernemingen die zich buiten de stad aan het water vestigden. In de jaren’30 plande de Gemeente langs de Houkesloot het eerste industrieterrein. Het werd na de oorlog als een gecombineerd industrie- en woongebied gerealiseerd. Het volgende in de jaren’60 tot ontwikkeling gebrachte industriegebied “Houkesloot” lag ook aan het water, maar industriegebied “De Hemmen” kwam aan de A7 te liggen.

De oude fabrieken in de stad verhuisden naar de nieuwe terreinen met achterlating van oude vervuilde bedrijfsterreinen. Omdat in dezelfde tijd het inwonertal groeide - van 20.000 in 1950 naar 30.000 in 1996 - rezen aan alle kanten van de stad nieuwe woonwijken uit de grond. In toenemende mate werd hierbij de mogelijkheid van wonen aan het water gerealiseerd. Het imago van Sneek als waterstad zal in de toekomst nog worden versterkt door de stad met het uitbreidingsplan Houkemar in de richting van het Sneekermeer uit te breiden.

Ondanks alle groei en modernisering heeft Sneek zich altijd graag laten portretteren als historisch stadje en als het centrum van de watersport die op de Friese meren beoefend werd. Al in 1901 werd een plaatselijke VVV opgericht die het toerisme op geestdriftige wijze probeerde te
bevorderen. Ondanks alle veranderingen is Sneek toch zichzelf gebleven en is de band tussen Sneek en het water voor de stad essentieel gebleven. Nog altijd kan men dwars door de stad varen, maar al jaren gebeurt dat zelden meer door de beroepsvaart.

Het wapen van Sneek

Het wapen van Sneek verbeeldt de Friese vrijheid in heraldische symbolen. De halve adelaar staat voor het recht op de bekleding van het rechtersambt. Dit werd beschouwd als een keizerlijk ambt. De adelaar duidt derhalve ook op afhankelijkheid van de Duitse keizer. De drie kronen zijn een zeldzaam motief. Ze verwijzen naar het Karelsprivilege: het privilege van de Friese Vrijheid. De schildhouders leeuw en wildeman zijn op enigszins legendarische wijze verbonden met de naam van Rienck Bockema een Sneker edelman die streed tegen de heidense wilden in Litouwen e.o.